Tot zover het belangrijkste, en ook wat mindere voorvallen, uit de notulen van de Uitvaartvereniging Tweede Exloërmond en Omstreken.
Sinds de oprichting in 1912 is er veel veranderd in het uitvaartwezen. Zie bijvoorbeeld de kistlegging. Vroeger werden de familie en de naaste buren uitgenodigd om dit bij te wonen. De afleggers gingen de overledene de lijkkleding aantrekken en ‘kisten’, terwijl da aanwezigen in een ander vertrek koffie met koek kregen. Als het personeel klaar was, kon men de dode ‘bezichtigen’. Bij het begraven bleven de naaste buurvrouwen in het sterfhuis achter, terwijl familie en vrienden de begrafenisstoet volgden. Kwam de rouwstoet terug, dan waren de achtergordijnen of de blinden weer geopend en stond er koffie met broodjes klaar voor iedereen. Dan werd er vaak nog heel veel nagepraat. De buurvrouwen die dit hadden verzorgd, kregen van de naaste familie wat geld.
Tussen 1960 en 1970 gebeurde dit nog regelmatig. Toen de aula kwam, veranderde het allemaal. Noaberhulp is nu ‘helaas’ bijna helemaal verdwenen.
Wat gelukkig ook bijna verdwenen is, is kindersterfte. Dit komt maar een enkele keer meer voor.
Lijkkoetsen werden rouwauto’s of limousines.
Het hele uitvaartwezen is commerciëler geworden. Gelukkig zijn er in de meeste dorpen verenigingen, waaronder die in 2e Exloërmond, die zonder winstoogmerk de uitvaarten verzorgen.
De uitvaart kan tegenwoordig naar eigen inzicht worden geregeld. Bijvoorbeeld: opbaring thuis of in de aula, geheel in het wit, met twee of vier paarden en een lijkkoets, per boot of zelfs per bakfiets.
Bij uitvaartvereniging Tweed Exloërmond en Omstreken gebeurt alles nog normaal, tenminste wat wij normaal vinden.
1991 - 2000 | Terug naar Historie |